Meng de bloem, 1 eetlepel suiker en een snufje zout.
Haal de boter (150 g) uit de koelkast en snijd hem in kleine blokjes.
Voeg het toe aan de droge ingrediënten. Mix tot een kruimelig mengsel of hak het fijn met een mes en wrijf het vervolgens met je handen fijn.
Voeg koud water toe. Kneed tot het deeg stevig is. Als je geen blender hebt, kun je eerst een vork gebruiken en het proces met de hand afmaken.
Rol het deeg tot een bal. Wikkel het in plasticfolie en leg het 20-30 minuten in de koelkast.
Was de appels. Als de schil dun is, hoef je ze niet te schillen. Verwijder het klokhuis. Snijd ze in partjes.
Leg het gekoelde deeg op bakpapier. Rol het uit tot een dunne cirkel van ongeveer 40 cm doorsnee.
Leg het mengsel op een bakplaat, samen met het bakpapier.
Schik de appelschijfjes in een cirkel, beginnend vanuit het midden. Laat een rand van 3-4 cm vrij.
Bestrooi de vulling met 2 eetlepels suiker en kaneel. Leg er stukjes koude boter (20 g) op.
Vouw de vrije randen naar binnen en knijp ze dicht.
Zet de galette in een voorverwarmde oven op 220 °C gedurende 35-45 minuten.