Doe de zachte boter in een diepe kom en voeg de suiker toe. Meng de ingrediënten goed met een vork. Je hebt voor deze stap geen mixer nodig; de ingrediënten mengen zich prima.
Voeg het kwark-eimengsel toe aan het mengsel en prak het opnieuw met een vork. Het mengsel moet glad zijn en niet te dik.
Doe de bloem, het bakpoeder en het zout in een aparte kom en meng alle ingrediënten.
Zeef vervolgens het resulterende mengsel door een zeef in de kom met de kwark. Door te zeven worden eventuele restjes uit het mengsel verwijderd en wordt het tarwemeel luchtiger. Dit maakt de taarten luchtiger.
Begin nu met het kneden van het deeg. Meng het eerst met een lepel en gebruik dan je handen. Het deeg bevat olie, waardoor het niet aan je handen blijft plakken. Zodra het deeg glad is, leg je het in een kom, dek je het af met plasticfolie en begin je met de vulling.
Grote appels moeten worden gewassen, klokhuis en pit verwijderd, geschild en in kleine stukjes gesneden.
Meng de appels met de suiker, het zetmeel en de kaneel in een koekenpan.
Zet de pan op hoog vuur en laat de appels vijf minuten zachtjes koken.
Rol het deeg uit en snijd er cirkels uit.
Verdeel de vulling over de cirkels en vorm ze tot taartjes. Knijp de randen voorzichtig dicht.
Bekleed een bakplaat met bakpapier en leg de taartjes erop.
Bestrijk de taartjes met losgeklopt ei met een kwastje. Dit zorgt voor een goudbruin korstje op de taartjes.
Ze moeten 20–25 minuten in de oven gebakken worden bij een temperatuur van maximaal +180 °C.